Zorgvisie

Snel navigeren

Schematische voorstelling

Zorgvisie Sint Catharina

Fase 0 en 1

De school neemt de zorg voor leerlingen in deze fase zelf op. De Pedagogische Begeleidingsdienst (PBD) en het CLB kunnen hierbij ondersteuning bieden. Ondersteuningsvragen die zich situeren op fase 0 en 1  worden niet door het ondersteuningsteam opgenomen.

Fase 2 en 3

Vanaf een leerling zorg nodig heeft in fase 2 of 3 zal het CLB samen met school,  leerling en ouders een handelingsgericht diagnostisch traject starten.  Samen wordt bekeken welke hulp een gepast antwoord kan bieden: CLB,  hulpverlening binnen de diensten van Jeugdhulp of het ondersteuningsteam.

Sint Catharina Zorgvisie

Wat is onze zorgvisie?

Ieder kind is uniek met zijn eigen talenten, uniek in zijn eigen denken en zijn. Als school willen we inspelen op deze verschillen. Kinderen met hun eigen mogelijkheden en moeilijkheden willen we daarom zo goed mogelijk begeleiden in onze basisschool. Vanuit deze visie gaan wij als school het engagement aan om zorg te besteden aan al onze leerlingen. Dat betekent dat we oog hebben voor de totale ontwikkeling van onze kinderen. Dit op verschillende vlakken: het sociale, het emotionele, de houding, de motoriek en het leren. Zo kunnen we hen vaardig maken om deel te nemen en mee te bouwen aan een betere samenleving. We vinden het belangrijk zicht te hebben op waar onze kinderen staan en op wat ze nodig hebben. Zodat we hen gericht kunnen begeleiden en hen op al deze gebieden kunnen ondersteunen. Dit betekent dat wij bereid zijn om een inspanning te leveren om kinderen met leer-en ontwikkelingsmoeilijkheden of kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong zo goed mogelijk op te vangen en zoveel mogelijk onderwijs te bieden volgens hun noden. Dit binnen de draagkracht en mogelijkheden van de klasgroep, de titularis en de school.

Wanneer we aannemen dat kinderen mogen verschillen, aanvaarden we ook dat zowel het leertraject als het begin- en eindpunt mogen verschillen.  Niet alle kinderen kunnen op hetzelfde moment dezelfde leerstofinhouden of hoeveelheden aan.  Soms is preventief werken, verrijking, differentiëring of remediëring noodzakelijk.  Deze vaktermen worden in het onderdeel “Hoe” verder uitgelegd.

Ook de oriëntering naar het secundair ligt in het verlengde hiervan. Iedereen vindt zijn eigen weg met zijn eigen talenten! We gaan dan ook na wat een kind kan en hoe ver het kan geraken. We blijven geloven in de groeimogelijkheden van onze kinderen en willen hen optillen naar een hoger ontwikkelingsniveau.

We vinden een goede sfeer belangrijk, een positief stimulerend klimaat op een school:

  • waar kinderen, ouders en leerkrachten graag komen
  • waar ouders en leerkrachten in volste vertrouwen als volwaardige gesprekspartners worden beschouwd.
  • waar fouten gezien worden als iets waaruit je kan leren – waar iedereen wel eens succes ervaart
  • waar er een fundamenteel respect is voor de eigenheid van ieder kind
  • waar er positief wordt omgegaan met verschillen
  • waar er optimisme is over de ontplooiingskansen van ieder kind en waar die positieve verwachtingen ook worden uitgesproken
  • waar niemand de wijsheid in pacht heeft, maar waar men samen zoekt naar oplossingen, naar een aanpak van problemen
  • waar er efficiënt overlegd wordt, met leerkrachten, ouders, CLB, VOKAN-begeleiders, externe hulpverleners zoals logopedisten, …

Een zorgbrede werking is geen makkelijke opdracht. Het vergt teamoverleg, collegiale ondersteuning en kansen om dingen bij te leren.  Dit gebeurt door: navormingen, het lezen van lectuur, contacten met andere scholen en diensten. Maar zeker ook door het vertrouwen dat ouders aan ons bieden.

Zorgbeleid zien we als een gezamenlijke opdracht waarin ieder vanuit zijn eigen functie een waardevolle inbreng heeft. Zorg is een opdracht van heel het team! Het is voor u als ouder belangrijk om weten wie in het team betrokken is en dusdanig aanspreekbaar is.

Hoe werken wij aan de zorgstructuur?

Zorg begint in de eerste plaats bij de goede zorg van ouders: tijd maken voor je kinderen, zorgen voor gezonde voeding, duidelijkheid bieden en grenzen durven stellen, je kind op een positieve manier stimuleren en aanmoedigen, voor een veilige en geborgen thuis zorgen, je kind voldoende slaap gunnen zodat het fris naar school kan, zorgen voor een goede hygiëne, tijdig communiceren met de school bij vragen of bemerkingen, weekschema of agenda samen met je kind overlopen, … Een kind die deze basisveiligheid en goede zorgen mee heeft, zal zich op school beter kunnen concentreren op leerinhouden en opdrachten en zal zich beter in zijn vel voelen.

Zorg is iets wat overal in voorkomt, iets wat leeft binnen de schoolmuren. De werking is een beschrijving van een structuur waarop het zorgbeleid in onze school is gebouwd. Binnen deze structuur vind je 4 stappen terug.

Deze zorg kan je vergelijken met de zorg van ouders voor hun kinderen. Zoals een ouder voor zijn kinderen zorgt, zo zorgt een leerkracht voor zijn leerlingen. De leerkracht is dan ook de spilfiguur binnen de zorg. Al de zorg en zorgvragen voor het zorgteam vertrekken vanuit de eigen klasleerkracht. Dit zowel op kleuterniveau als in de lagere school. Van de leerkrachten wordt verwacht dat ze al hun kinderen grondig observeren en evalueren. Dat ze open staan voor het “kunnen” en eventuele “moeilijkheden” van kinderen. Binnen hun mogelijkheden zullen al de teamleden inspanningen doen om hun leerlingen naar best vermogen te begeleiden. Dit houdt in dat leerkrachten in hun eigen klas zorgen:

  • voor een rijke leeromgevingen met veel prikkels: vb.: een rijk en wel doordacht aanbod in de speel- leerhoeken, prenten/materiaal of filmfragmenten ter ondersteuning van een WO thema, geeft korte instructies en zet kinderen aan het denken, …
  • voor een basisveiligheid waarin kinderen zich geborgen voelen zodat ze kunnen werken aan hun emotionele en sociale vaardigheden: voeren van klasgesprekken, teambuildings spelen, bespreekbaarheid van problemen, faalangstige kinderen geruststellen, begrip tonen,  …
  • voor een gestructureerde en duidelijke aanpak met klaseigen afspraken 
  • dat ze preventief werken om problemen te voorkomen: vb. een tijdlijn hangen om duidelijkheid te scheppen, op voorhand leermoeilijkheden inschatten en deze op een bepaalde manier aanpakken, …
  • voor spontane en gerichte observaties, afname van testen (klastoetsen en standaard testen zoals toeters, rekenbegrippen, LVS, …).  Zo krijgt de leerkracht zicht op de vorderingen en de werkpunten en kan hij tot gerichte stappen komen om de leerling zo ver mogelijk te brengen.
  • differentiatie: dit betekent de leerstof aanpassen ( in tijd, hoeveelheid, moeilijkheid) erover wakend dat de ontwikkelingsdoelen en eindtermen bereikt worden.  Zo kan de leerling de leerstof beter verwerken en kan het zijn dat hij minder/meer oefeningen maakt,  meer/minder tijd krijgt, langer materiaal mag gebruiken, makkelijke/moeilijke oefeningen maakt,  …
  • remediëren: dit betekent dat de leerkracht de leerstof extra gaat inoefenen of uitleggen eventueel met behulp van materiaal, schema’s of andere hulpmiddelen.
  • verrijking: dit betekent dat ze uitbreiding voorzien voor kinderen met een voorsprong of kinderen die extra geprikkeld moeten worden
  • aangepaste werkvormen: leerkrachten zorgen voor groepswerk, partnerlezen, contractwerk, hoekenwerk, …

​​De leerkrachten zorgen ook voor het contact met de ouders.  Dit start in augustus met de open klasdag. In het begin van het schooljaar is er een ouderavond waarin de werking van de klas wordt uitgelegd. Voor de kleuterschool zijn er ’s morgens de informele contacten en in de loop van de tweede trimester de individuele oudercontacten. Voor de lagere school worden er minimaal 2 individuele oudercontacten met Kerstmis en Pasen. Waar nodig worden extra overlegmomenten gepland op vraag van de ouders of de school. Sommige kinderen worden ondersteund door externe begeleiders zoals: een logopediste, kinesiste, …: de leerkrachten zullen contact met hen opnemen om de werking op elkaar af te stemmen.

Wanneer de leerkracht een zorgvraag heeft en een leerling specifieke hulp nodig heeft, verhogen wij de zorg. We overleggen met het zorgteam hoe we hulp kunnen bieden. In het begin, het midden en het einde van het schooljaar is er een structureel overleg. Bij dit overleg zijn de titularis, de directie, de zorgbegeleider en de zorgcoördinator aanwezig.

Op dit overleg worden zorgvragen besproken en afspraken gemaakt.  Afspraken worden vastgelegd in het leerlingdossier.  Ieder kind heeft zijn eigen dossier waarin zijn positieve punten en werkpunten worden opgenomen.  Dit dossier groeit met de ontwikkeling van het kind mee en wordt steeds overgedragen aan de volgende leerkracht.  Zo heeft de nieuwe leerkracht een mooi overzicht over het kunnen van uw kind en de vorige afspraken.

Indien nodig worden ouders gecontacteerd om hen op de hoogte te stellen over de bekommernissen of zorgvragen.

De titularis overlegt ook tussentijds met de zorgbegeleider of zorgcoördinator bij zorgvragen of noden. We moeten steeds een weldoordachte keuze maken welke kinderen we extra zorg bieden onder begeleiding van de zorgbegeleider en welke kinderen zorg genieten van de titularis.

Onze zorguren zijn beperkt…jammer genoeg kunnen we niet ieder kind een “eigen zorguur” toekennen. 

De zorg verhogen kan op verschillende manieren.

  • de zorgbegeleider begeleidt de leerling in de klas tijdens de les
  • de zorgbegeleider herhaalt bepaalde leerstof, leert materiaal of schema’s gebruiken, oefent extra oefeningen in, …
  • de zorgbegeleider gaat stapjes terug in de leerstof
  • de zorgbegeleider loopt voor op de leerstof en oefent al iets in wat in de klas gaat komen, zo pikt de leerling tijdens de les sneller in.  Dit valt onder het preventief werken.
  • de zorgbegeleider voorziet materiaal voor in de klas: een map met uitdagende oefeningen, een map met herhalingsoefeningen, leesboekjes op eigen niveau, een zitbal om tot rust te komen,  …
  • de zorgbegeleider neemt de klas over zodat de klastitularis zelf verhoogde zorg kan geven, een gesprek kan voeren met leerlingen of kan observeren in de klas.
  • de zorgbegeleider voert een gesprek i.v.m. het welbevinden van het kind, ruzies of conflicten, leermoeilijkheden,  …
  • de zorgbegeleider kan de leerkracht ondersteunen door samen te zoeken naar aanpakmogelijkheden voor bepaalde kinderen, een oudergesprek bij te wonen en mee voor te bereiden, observaties mee bekijken, analyseren en stappen uitwerken. 

Voor een aantal leerlingen volstaat de aangeboden zorg uit de vorige punten niet, voor hen moeten we de zorg uitbreiden.  Ouders, de leerling zelf, de leerkracht, de directie, de zorgbegeleider of het CLB kunnen de bezorgdheid melden aan de zorgcoördinator of rechtstreeks aan ons CLB-anker. Samen zoeken we welke bijkomende ondersteuning en hulp nodig en haalbaar is.  We gaan de leerling dan nog intensiever begeleiden binnen de draagkracht van de werking van de klas. Ouders worden van specifieke maatregelen steeds op de hoogte gebracht. Sommige afspraken zetten we op papier in de vorm van een handelingsplan.  Zo weten ouders en kinderen wat er afgesproken is en wat ze mogen verwachten. We zoeken welke maatregelen het kind nodig heeft.  Dit verschilt van kind tot kind. Het is niet altijd noodzakelijk te weten wat een kind heeft maar wel wat hij nodig heeft. De meeste kinderen kunnen a.h.v. maatregelen het leerprogramma blijven volgen en behalen zo hun getuigschrift lager onderwijs. Bij andere kinderen moeten we het leerprogramma aanpassen op maat van het kind.  Zij ontvangen na 6 jaar lager onderwijs of na het 6de leerjaar een attest lager onderwijs.  Zij kunnen daarna starten in de 1B-klas in het gewoon secundair onderwijs.  Als zij dit jaar met succes beëindigen behalen zij alsnog hun getuigschrift lager onderwijs. De B-stroom in het secundair onderwijs bereidt onze kinderen voor op de arbeidsmarkt.  Dit zijn meestal kinderen die zeer vaardig zijn met hun handen.  Het zijn zij die in de toekomst onze kleinkinderen zullen opvangen als onthaalmama, als loodgieter onze redder in nood zijn en de lekkende waterleiding repareren, de garagist die onze auto maakt, de schoonheidsspecialiste die ons even terug tot rust kan brengen, enz.  Mooie beroepen voor vaardige kinderen die in onze maatschappij een belangrijke taak vervullen.

Waaruit kan de uitbreiding van de zorg bestaan? Waaruit kan de uitbreiding van de zorg bestaan?

  • Aanbieden van REDICODI-maatregelen: dit zijn maatregelen voor kinderen met specifieke leerproblemen of ontwikkelingsproblematieken: zeer ernstige lees- en spellingsachterstand, zeer ernstige vorm van opnemen leerstof wiskunde, kinderen met diagnose Tourette syndroom, kinderen met dyspraxie, kinderen met NLD, enz. Wat houden deze maatregelen in? 
  • Ze zorgen ervoor dat we de kinderen gaan stimuleren zodat hun zelfvertrouwen groeit.  Dat we gaan compenseren: we doen aanpassingen naar hoeveelheid, inhoud of tempo.  Dat we leerstof extra inoefenen met andere middelen: remediëren.  En dat we gaan dispenseren: we voorzien aanpassingen bv. aanpassingen in de puntentelling, manier van toetsafname, enz.
  • Leerlingen mogen gebruik maken van extra hulpmiddelen zoals: schema’s, structuurkaarten, vervoegkaartjes, enz. Deze hulpmiddelen mogen ze ook op een overhoring gebruiken indien afgesproken.
  • Hulp inschakelen van externen: logopedisten, kinesisten, psychologen, GON-juf, enz.
  • In samenspraak met de ouders zullen wij steeds contact opnemen met de externen zodat we onze werking op elkaar kunnen afstemmen.
  • Aanpassen van het leertraject op maat van het kind.  Soms krijgt de leerling de hoeveelheid leerstof niet verwerkt, kan hij het leertempo niet aan of ontbreekt het aan inzicht en heeft hij het moeilijk om alles te verwerken en te onthouden.  We gaan dan een stap terug in het leerprogramma en bieden leerstof op maat aan.  De leerling wordt hierbij begeleid door de zorgbegeleider en de klasjuf/meester.  Hij zal tijdens inoefenmoment zelfstandig in zijn eigen map werken.  Het aanpassen kan inhouden dat de leerling het jaar zal overdoen of dat hij wordt voorbereid op de 1B-klas.  De gemaakte afspraken worden genoteerd en getekend door de ouders en de klassenraad.  De leerlingen krijgen ook een aangepaste evaluatie en rapportering.
  • Leerlingen kunnen, als ze er recht op hebben, ondersteund worden door iemand vanuit het ondersteuningsnetwerk, ON.  Kinderen met bijzondere noden bevorderen en ondersteunen we zo in hun ontplooiingskansen.  Een leerkracht/begeleider uit het ondersteuningsnetwerk kan de leerling en de leerkracht een paar uren per week begeleiden.  ON kan worden gegeven op het niveau van het kleuter- en van het lager onderwijs. Hiervoor heeft het kind een gemotiveerd verslag nodig. Dat wordt toegekend door het CLB 
  • Hulp vanuit het CLB: observaties, IQ afname, concentratietest, testing: lees- of spellingsachterstand of rekenachterstand, doorverwijzing naar gespecialiseerde diensten.  Gesprek met leerlingen en/of ouders bij vragen of noden. 

Op dit overleg worden zorgvragen besproken en afspraken gemaakt.  Afspraken worden vastgelegd in het leerlingdossier.  Ieder kind heeft zijn eigen dossier waarin zijn positieve punten en werkpunten worden opgenomen.  Dit dossier groeit met de ontwikkeling van het kind mee en wordt steeds overgedragen aan de volgende leerkracht.  Zo heeft de nieuwe leerkracht een mooi overzicht over het kunnen van uw kind en de vorige afspraken.

Indien nodig worden ouders gecontacteerd om hen op de hoogte te stellen over de bekommernissen of zorgvragen.

De titularis overlegt ook tussentijds met de zorgbegeleider of zorgcoördinator bij zorgvragen of noden. We moeten steeds een weldoordachte keuze maken welke kinderen we extra zorg bieden onder begeleiding van de zorgbegeleider en welke kinderen zorg genieten van de titularis.

Onze zorguren zijn beperkt…jammer genoeg kunnen we niet ieder kind een “eigen zorguur” toekennen. 

De zorg verhogen kan op verschillende manieren.

  • de zorgbegeleider begeleidt de leerling in de klas tijdens de les
  • de zorgbegeleider herhaalt bepaalde leerstof, leert materiaal of schema’s gebruiken, oefent extra oefeningen in, …
  • de zorgbegeleider gaat stapjes terug in de leerstof
  • de zorgbegeleider loopt voor op de leerstof en oefent al iets in wat in de klas gaat komen, zo pikt de leerling tijdens de les sneller in.  Dit valt onder het preventief werken.
  • de zorgbegeleider voorziet materiaal voor in de klas: een map met uitdagende oefeningen, een map met herhalingsoefeningen, leesboekjes op eigen niveau, een zitbal om tot rust te komen,  …
  • de zorgbegeleider neemt de klas over zodat de klastitularis zelf verhoogde zorg kan geven, een gesprek kan voeren met leerlingen of kan observeren in de klas.
  • de zorgbegeleider voert een gesprek i.v.m. het welbevinden van het kind, ruzies of conflicten, leermoeilijkheden,  …
  • de zorgbegeleider kan de leerkracht ondersteunen door samen te zoeken naar aanpakmogelijkheden voor bepaalde kinderen, een oudergesprek bij te wonen en mee voor te bereiden, observaties mee bekijken, analyseren en stappen uitwerken. 

Heel soms zijn onze zorggrenzen bereikt en behalen we niet het gewenste resultaat.  De leerling functioneert niet beter, voelt zich nog steeds niet helemaal goed op school, de ontwikkeling staat stil.  In zo’n situatie dringt het zich soms op om een overstap te maken naar een andere school.  Een school die beter kan inspelen op de specifieke behoeften van het kind.

Dit gebeurt enkel en alleen als voorgaande stappen zijn doorlopen en we echt geen resultaat boeken of het welbevinden van het kind er erg onder lijdt.  Dit advies mag nooit onverwacht komen.  We gaan hierbij samen op weg : ouders, leerkracht, zorgteam, directie en CLB.

Wij zijn er ons van bewust dat dit geen evidente stap is.  Zowel de boodschap overbrengen als de boodschap ontvangen en verwerken vragen heel wat van al de betrokken partijen.

Wie beschouwen wij als partners?

We trachten de ouders steeds via een open communicatie, met wederzijds respect, te betrekken bij de evolutie en begeleiding van hun kind. Ouders beschikken, als ervaringsdeskundigen, over waardevolle informatie voor de leerkracht die op zijn beurt deskundig en verantwoordelijk is voor het onderwijs. Ook de inbreng van het kind zelf vinden we belangrijk.
In dit hele zorgproces vinden we het welbevinden van het kind heel belangrijk. Het gaat erom hoe het kind zich voelt op het uitgestippelde zorgpad. Daarom kiezen we voor een eerlijk gesprek tussen ouders, school en CLB. Bij de bespreking en de verdere zorgbegeleiding vinden we aandacht voor positieve aspecten zeer belangrijk. Hierdoor krijgt het hele zorgproces meer kans op slagen.

Zoals eerder vermeld zijn de leerkrachten in de klas de spilfiguren in het verlenen van de zorg. De grootste taak ligt op hun schouders. Zij zorgen voor de kinderen: als ze gekwetst zijn, als ze zich niet goed in hun vel voelen, voeren een gesprekje met hen, geven hen extra prikkels als ze dat nodig hebben, ondersteunen ze bij leernoden en nog veel meer. Zij zullen alles doen binnen de mogelijkheden van de klaswerking en schoolafspraken.

Het zorgteam ondersteunt het leerkrachtenteam zowel in de kleuter – als in de lagere school. Binnen het zorgteam is er al heel wat expertise opgebouwd. Het zorgteam overlegt regelmatig om zorgnoden te bespreken en strategieën naar aanpak uit te werken.

Hun taken zijn:

  • Ondersteunen van de leerkracht.
    • Didactische suggesties geven en aanreiken van hulpmiddelen.
    • Aanmaken van materiaal op maat voor de leerling.
    • Zoeken naar oplossingen en interventies.
    • Observeren tijdens de klaswerking.
    • Klas overnemen zodat de leerkracht kan observeren, interventies kan uitvoeren, bij andere leerkrachten kan gaan kijken.
  • Collegiale coaching.
    • Oudergesprekken mee voorbereiden en voeren.
    • Bijwonen van overlegmomenten.
    • Zich verder bekwamen door volgen van navorming, gespreksavond, lectuur
  • Betrokkenheid naar de leerling.
    • Hulp bieden op vraag van de leerkracht.
    • Gesprekken voeren.
    • Versterken van het welbevinden van de leerling.

Haar taken zijn :

  • Coördinatie van het zorgbeleid op school.
    • ‘Zichtbaar’ aanspreekpunt voor elke zorgvraag in de school.
    • Aanbrengen en opvolgen van het leerlingvolgsysteem.
    • Registratie van nuttige informatie.
    • Organisatie van overleg. Met ouders, CLB, directie, leerkrachten en externen.
    • Evaluaties uitvoeren: leestesten, LVS,…
    • Documentatie voorzien.
    • Nieuwe werkdoelen bepalen.
    • Zich verder bekwamen door volgen van navorming, gespreksavond, lectuur.
  • Ondersteunen van de leerkracht.
    • Didactische suggesties geven en aanreiken van hulpmiddelen.
    • Handelingsplan helpen opstellen, bijsturen en evalueren.
    • Zoeken naar oplossingen en interventies.
    • Collegiale coaching.
  • Betrokkenheid naar de leerling.
    • Hulp bieden en gesprekken voeren.
    • Uitvoeren en opvolgen van het handelingsplan.
    • Versterken van het welbevinden van de leerling.

U kan met haar een afspraak maken via de klasleerkracht, het secretariaat of een mail sturen naar: sint_catharina_zvb@hotmail.com

De directeurs, meester Guy en meester Filip, volgen de leerlingen mee op.  Ze zijn aanwezig op teamvergaderingen (MDO) en houden zo de evolutie van de kinderen bij. Bij het uitbreiden van de zorg of de overstap naar een school op maat is hun inbreng als schoolhoofd belangrijk. Ze volgen het proces mee op en zijn op de hoogte van de vorderingen van de leerling en de leerprocessen. Binnen het team genieten zij het vertrouwen van de leerkrachten waardoor we open met hen communiceren en overleggen. Ze zijn voor kinderen en ouders steeds aanspreekbaar.

Het Centrum van LeerlingBegeleiding is in onze school vertegenwoordigd door Linde Dubois. Zij is aanwezig op het teamoverleg (MDO) en volgt de schoolse prestaties van de leerlingen, hun sociaal en emotioneel welzijn en hun medische zorg op. Linde Dubois is na afspraak op onze school aanwezig op dinsdagnamiddag. U kan een afspraak maken via de school of via het CLB Ekeren (VCLB De Wissel-Antwerpen): 03/542.21.55 Verdere informatie vindt u in de schoolbrochure.

In de fase: “uitbreiding van de zorg” worden sommige kinderen extra ondersteund door externen. Begeleiding door o.a.:

Logopedisten: uitspraak, articulatie, taalverwerving en opbouw woordenschat, ondersteuning bij leerproblematieken (lezen/spelling/wiskunde), stotteren.

Kinesisten: verbeteren van fijne en/of grove motoriek, ondersteuning schrijfmotoriek,  ontspanningstechnieken, ondersteuning concentratie en aandacht, verbeteren van de werkhouding en zelfstandig zetten van denkstappen, ontwikkelen van de lateraliteit.

Psychologen: welbevinden of emotionele problemen: scheiding, rouwverwerking, faalangst, sociale vaardigheidstraining.

Kinderpsychiater/neurologen: onderzoeken naar ontwikkelingsproblematieken, leerproblematieken, uitschrijven van een diagnose.  Vermits zij artsen zijn, kunnen zij een wettelijk afwezigheidsattest uitschrijven.  Een attest van de andere externe hulpverleners mogen wij wettelijk niet aanvaarden.

Onderzoeks- en revalidatiecentra: centra waar kinderen onderzocht worden op ontwikkelings- en of leerproblematieken. In sommige centra wordt er ook begeleiding voorzien.

OndersteuningsNetwerken (ON): afhankelijk de problematiek richt het CLB een aanvraag tot een school in het bijzonder onderwijs. Momenteel werken wij nauw samen met: VOKAN (www.vokan.be).  Voor kleinere types is er de mogelijkheid expertise te versterken via een ander ondersteuningsnetwerk in samenspraak met CLB en de ouders

De ondersteunings-aanvraag moet ingediend worden via het CLB.  ON kan enkel aangevraagd worden indien er een prangende hulpvraag is op school, die noodzakelijk blijkt na het doorlopen van de verschillende stappen in het zorgproces. Het ondersteuningsnetweerk zal de ouders contacteren en bepaalt wie uw kind zal begeleiden. Indien nodig worden ouders uitgenodigd voor een formeel overleg, dit afhankelijk van de zorgvraag.

Pestbeleid

Wanneer spreken we van pesten?

Kinderen spreken heel snel van pesten, toch is er niet altijd sprake van pesten, maar gaat het soms over ruzie, plagerijen, …
Deze verschillen trachten we ook te verduidelijken aan onze leerlingen, want kinderen nemen de term “pesten” zeer snel in de mond.​

Door ruzie te maken ontwikkelen kinderen hun empathisch vermogen en vormen ze hun sociale vaardigheden.  Zowel kinderen als volwassenen maken al eens ruzie.  Op een positieve manier ruzie maken, hoort bij de samenleving.  Kinderen leren dat niet iedereen met hen akkoord gaat, dat anderen een andere mening hebben, dat ze niet altijd hun zin krijgen.  Je zegt wel eens iets wat je niet zo bedoelt maar je hebt de kans je te verontschuldigen.  Er is steeds kans op verzoening.

Plagen gebeurt spontaan en is speels.  Het is van korte duur, het wordt niet gepland en is onschuldig bedoeld.  Plagen gebeurt vaak om de beurt, er is geen machtsonevenwicht.  Kinderen leren zich assertief op te stellen tegen plagerijen.  Bij plagerijen blijf je opgenomen in je vriendengroep.  Soms ervaren kinderen plagen als niet leuk.  Ze leren het STOP-signaal te gebruiken en de plager moet leren hier rekening mee te houden.

Behandel niemand zoals je zelf niet behandeld wilt worden. Dat is een goed begin, maar niet voldoende. Persoonlijke grenzen verschillen immers. Respect in de omgang is waar het om draait
Dit begrip geeft weer dat het gaat om ‘ongewenst gedrag’ of ‘ongewenste omgangsvormen’, en verwijst ook naar de beleving van het ‘slachtoffer’. Het gaat om het niet respecteren van een persoonlijke grens. Die is per definitie voor iedereen anders, ze is subjectief en ook afhankelijk van de context. Een kus als begroeting kan in familieverband maar daarom nog niet op je werk of iedere morgen in de klas.
Jij alleen kunt dus oordelen (en instinctief weet je dat) of bepaalde gedragingen ongewenst of grensoverschrijdend zijn en anderen moeten deze grens respecteren. Subjectief wil ook zeggen dat sommigen onbewust grenzen overschrijden. Moeilijk? Jazeker! Het vereist duidelijke communicatie, waarin grenzen van in het begin expliciet worden gemaakt.
Bij kinderen gaat het om een éénmalig feit of iets dat niet frequent gebeurt.  Het kan bewust of onbewust voorkomen en er is geen machtsonevenwicht.  De gekwetste wordt gesteund door vrienden.  De dader is empathisch maar beseft vaak niet het effect van wat hij/zij doet.  De gekwetste kan het vaak alleen oplossen of met een ondersteunend gesprek.

Bij pesten is er duidelijk een machtsonevenwicht: de ene voelt zich altijd “winnaar” en de andere “verliezer”.  Het is de bedoeling iemand te kwetsen (fysiek of emotioneel).  Het gaat om één of meerdere kinderen t.o.v. een ander kind gedurende een langere periode.  De gepeste wordt vaak niet gesteund en voelt zich geïsoleerd.  De pester neemt geen verantwoordelijkheid op voor zijn eigen gedrag en negeert het stopsignaal.  Het slachtoffer kan dit niet alleen oplossen en heeft ondersteuning nodig.
Pesten komt meestal voor op momenten dat de klasgroep ontsnapt aan toezicht: in de gang, in de rij op weg naar huis, in de fietsenstalling, …
Pesten gebeurt op verschillende manieren: met woorden, lichamelijk, stelen en vernielen, cyberpesten, …

Waarom vertelt een kind thuis niet dat het gepest wordt?

  • Het kind schaamt zich.   
  • Het kind vindt het moeilijk om erover te spreken.
  • Ze zijn bang niet geloofd te worden.
  • Ze hebben een schuldgevoel, denken soms dat het hun eigen schuld is.
  • Het vertellen voelt als klikken.
  • Schaamte omdat ze niet voor zichzelf kunnen opkomen.
  • Kinderen willen hun ouders niet ongerust maken: ze willen dat jullie TROTS op hen zijn!

Wat doen we binnen onze school?

Op school werken we op 4 verschillende niveaus om het pesten in te dijken.
Werken aan een positief schoolklimaat zorgt voor een positieve sfeer op school, in de klas en onder de kinderen.
Daardoor worden er stevige vriendschapsbanden opgebouwd, leren de kinderen respect te hebben voor elkaar, elkaar te waarderen en trainen ze hun sociale vaardigheden.
Met deze positieve insteek trachten we het pesten tegen te gaan.

  • Positief schoolklimaat: muzische projecten met al de leeftijden door elkaar, speelplaatsactiviteiten, projecten van de leerlingenraad (forum) uitwerken zoals een videoclip bij het nieuwe schoollied,…
  • Open communicatie: leerlingenraad, kringgesprekken, brievenbussen,…
  • Goede samenwerking: binnen de klas (groepswerk, partnerwerk, …) maar ook klasoverschrijdend: meter- en peterschap, lagere school werkt projecten uit voor de kleuters zoals de voorleesweek,…
  • Werken aan een teamklimaat: meter- en peterschap, samenwerkingsspelen in de klas,…
  • Belonen en aanmoedigen: beloningssysteem, klasklimaat creëren waar je kan leren uit je fouten, leerlingen aanspreken op hun gedrag en niet op hun persoon, talenten in de kijker,…
  • Aandacht voor positieve groepsvorming: in het begin van het schooljaar leerlingen vaak van plaats laten veranderen om een zicht te krijgen op de sociale ladder binnen een klas en zodat de lln elkaar beter leren kennen, groepsopdrachten uitwerken, doe opdrachten tijdens zelfstandig werk,…
  • Positief omgaan met ruzie: Lessen sociale vaardigheden: Worden volgens de eindtermen en ontwikkelingsdoelen opgelegd vanuit het ministerie en vakoverschrijdend aangeboden d.w.z. in verschillende lessen.
    Maandpuntjes van wellevendheid: respect, goeiedag zeggen, godsdienstigheid,…
  • Weerbaarheid vergroten: ik-boodschappen leren uiten, STOP signaal krachtig en duidelijk hanteren, leren reageren indien je niet mag meespelen, leren correct reageren als iemand iets van je weg neemt, leren iemand aan te kijken als je een boodschap overbrengt,  …
  • Specifieke initiatieven: Rots en water training (assertiviteit/weerbaarheid)
  • Mobiliseren van de middengroep: verantwoordelijkheid van de middengroep vergroten en positief leiderschap introduceren,…
  • Gebruik van werkvormen in de klas: groepswerk, partnerlezen, hulp bieden bij lln die iets niet begrijpen of iets niet goed kunnen, talenten in de kijker zetten,…
  • Een beleid rond pesten uitwerken: dit beleid is uitgeschreven en staat in ons schoolwerkplan, een infoavond hierrond werd ingericht door de ouderraad en verzorgd door de zorgcoördinator.
  • Supportgroep methode: anti-pestmethode, leerlingen komen hierbij op gesprek bij de zorgcoördinator in samenspraak met de klastitularis en de desbetreffende leerling.  zie link: leefsleutels.
  • Kids’ skills: ontwikkelen van vaardigheden van onaangepast naar gepast gedrag: zie link: Ben Furman
  • Klasthermometer: peilen naar het welbevinden binnen een klasgroep om dan verder aan de slag te gaan
  • Bemiddeling: gesprekken tussen kinderen of tussen kinderen en leerkracht,…
  • Disciplineren: verschillende tuchtmaatregelen zijn terug te vinden in het schoolreglement
  • Weerbaarheid van het slachtoffer vergroten en werken met de pester.

Tips voor ouders en leerlingen

Indien je op één of andere manier met pesten te maken krijgt binnen het gezin is het belangrijk om te communiceren met de school.
Of nu je kind gepest wordt, pest of een meeloper is: al onze kinderen hebben in deze materie ondersteuning nodig.
Zo leren ze wat van hen verwacht wordt en hoe ze uit deze situatie geraken.
Wij vragen met aandrang de communicatie via de school te voeren en zelf geen kinderen of andere ouders aan te spreken omdat deze boodschappen vaak emotioneel geladen zijn.
Indien u graag contact opneemt met een neutrale partij kan u steeds terecht bij onze CLB begeleider: Linde Dubois. Het telefoonnummer van het CLB vindt u terug in de schoolbrochure.( www.vclbdewisselantwerpen.be)

  • Maak voldoende tijd vrij voor een gesprek.
  • Laat je kind vertellen wat er zich afspeelt en hoe het zich voelt.
  • Neem vooral de gevoelens van je kind ernstig.
  • Probeer rustig te blijven, ook al is dat moeilijk. Je kind heeft je steun nodig.  Tracht niet onmiddellijk slecht te spreken over de tegenpartij.
  • Tracht een duidelijk beeld te krijgen van de situatie (gaat het om ruzie/plagen/pesten).  Durf ook te relativeren als dat nodig blijkt.  Vanuit de perceptie van het kind ervaart het een conflict vaak als pesten maar is het in werkelijkheid niet zo.
  • Wijs op de mooie en sterke kanten van je kind.
  • Vraag aan je kind of er op school vrienden of klasgenoten zijn bij wie het zich goed voelt.
  • Bekijk samen wat wel leuk is op school.
  • Vertel aan je kind dat het nodig is om de school in te lichten om het plagen/pesten te laten stoppen.
  • Overleg samen met je kind wie de meest geschikte contactpersoon is.
  • Bekijk samen wat je de school zeker wil zeggen.
  •  
  • Stel het gesprek met de school niet te lang uit en contacteer de klasleerkracht, de directie of de zorgcoördinator.  Spreek zelf het betrokken kind of de ouders van het kind niet aan.
  • Hou je aan de afspraken die je hierover met je kind hebt gemaakt.
  • Voer het gesprek met de school liefst persoonlijk: neem telefonisch contact op met de leerkracht of vraag voor een gesprek. 
  • Probeer rustig te blijven. Druk je bezorgdheid uit en je vertrouwen in de school.
  • Vertel wat er aan de hand is met concrete feiten. Verduidelijk hoe je kind zich nu voelt en wat de plagerijen/pesterijen met hem/haar doen.
  • Verduidelijk de belangrijkste wens van je kind.
  • Vraag de school om eerst en vooral te observeren wat er zich op school rondom jouw kind afspeelt (refter, speeltijd, klas).
  • Laat de school de nodige tijd om het probleem stapsgewijs aan te pakken. Heb vertrouwen in de aanpak van de school. Respecteer het sanctiebeleid van de school.
  • Maak een nieuwe afspraak om het verdere verloop en de ervaringen van je kind te bespreken. Mogelijk volstaat een telefonisch contact.
  • Verwacht niet dat het plagen/pesten van vandaag op morgen opgelost is.
  • Indien je na de interventie van de school nog geen fijn gevoel hebt, kan je steeds contact opnemen met Linde Dubois van het CLB.
  •  
  • Bespreek het probleem met je kind. Luister naar zijn/haar verhaal.
  • Keur pestgedrag af. Onderstreep dat je er op rekent dat je kind de pesterijen niet (langer) steunt.
  • Wijs op het verschil tussen plagen en pesten. Motiveer waarom pesten voor jou niet kan.
  • Wijs je kind op de negatieve gevolgen van pesterijen op het slachtoffer, op zichzelf en op de (klas)groep.
  • Geef je kind de kans om het terug goed te maken en om de schade te herstellen: ga samen na hoe dit kan gebeuren.
  • Doe een voorstel aan de school/aan het slachtoffer.
  • Druk vertrouwen uit in je kind en reageer positief op elke positieve verandering.  Verwoord ook de positieve acties, stel deze goed in het daglicht!  Zorg ervoor dat je kind via positieve acties jouw aandacht krijgt.
  • Blijf je bewust van jouw verantwoordelijkheid en neem die ter harte.
  • Zoek eventueel steun om jouw verantwoordelijkheid goed te blijven opnemen. Het is niet altijd makkelijk om rustig en kalm te blijven en het nodige te doen.
  •  
  • Laat je kind vertellen wat er aan de hand is.
  • Wijs je kind op de gevolgen van pesterijen, het verdriet van het slachtoffer, de nadelen voor de pestende kinderen en de groep.
  • Vertel je kind dat het pesten moet stoppen en dat hij/zij daarbij kan helpen.
  • Wijs op het belang van samenwerking en op de noodzaak om pestsituaties bespreekbaar te maken.
  • Bekijk met je kind op welke manier hij/zij verantwoordelijkheid zou kunnen opnemen.
  • Overleg op welke manier de school op de hoogte kan worden gebracht van een bestaand pestprobleem
  • Bespreek met je kind mogelijke manieren om het pesten af te keuren. ‘stop ermee’, ‘pesten is laf, daar doe ik niet aan mee’, ‘ik vind pesten helemaal niet leuk en daarom doe ik er niet aan mee’,
  • ‘Nee zeggen’ lukt beter wanneer je het samen doet. Zoek uit welke klas- of groepsgenoten je kind kan aanspreken om hem of haar te steunen.
  •  
  • Luister naar wat de school te vertellen heeft.  Tracht rustig te blijven en verwerk eerst de boodschap die je krijgt.
  • Zeg de school dat je het probleem in elk geval met je kind zal bespreken en dat je na dat gesprek opnieuw contact neemt om verdere afspraken te maken.
  • Bespreek thuis het probleem met je kind.
  • Vraag aan de contactpersoon op school hoe je als ouder de aanpak van de school kan ondersteunen.
  • Maak zo nodig een afspraak met de school om de opvolging en ondersteuning van je kind te bespreken.
  • Vraag zo nodig de hulp van de school voor toezicht, begeleiding en opvolging van afspraken.
  •  
  • Luister naar wat de andere ouder te vertellen heeft en blijf er zelf rustig bij.
  • Maak duidelijk dat je de pesterijen in ieder geval afkeurt en dat je de bezorgdheid van de andere ouder begrijpt.
  • Leg uit dat je het probleem nu eerst en vooral met je kind wilt bespreken om te horen wat er aan de hand is.
  • Vertel ook dat je er voor open staat om het probleem desnoods te bespreken met de school. Een pestprobleem is meestal een groepsgebeuren, dat ook op school moet aangepakt worden.
  • Vertel dat verdere communicatie en aanpak via de school verloopt.
  • Werk in de leefruimte op je PC.     
  • Zorg als ouder voor veiligheidsinstellingen op de PC.  Hiermee voorkom je veel!  Beter voorkomen dan genezen. 
  • Geef NOOIT vertrouwelijke informatie zoals je passwoord, adres, telefoonnummer aan iemand anders, zelfs niet als je die persoon vertrouwt.
  • Zet nooit zomaar je webcam aan.  Degene aan de andere kant kan zonder dat je het weet foto’s en filmpjes van je maken en op het internet zetten.
  • Open of download geen mails of attachments van mensen die je niet kent.  Reageer nooit op spam of kettingbrieven.
  • Accepteer niet om het even wie in je contactlijst op MSN.
  • Geef nooit het e-mailadres van iemand anders door.  Je weet nooit wat die persoon ermee zal doen.
  • Blijf altijd beleefd.  Doe of zeg niets wat je in het echte leven niet zou doen.  Weet dat wat jij grappig vindt, niet altijd als een grap overkomt en kan kwetsen. 
  • Alles wat je in het echte leven voor jezelf houdt, geef je ook niet prijs op het net.
  • Alles wat je in het echte leven niet in iemands gezicht durft zeggen, tik je ook niet op sms, msn, facebook, …
  • Zet nooit informatie over anderen op je eigen website of weblog.
  • Informatie die je op het internet zet, blijft er voor een heel lange tijd op staan!
  • Getypte tekst heeft geen intonatie en er is geen lichaamstaal hierdoor ontstaan vaak misverstanden.